Wet inkomstenbelasting 2001 art. 5.16b ( tekst 2015)
5.16b Begrenzing premie nettolijfrente 1 De jaarlijkse premie ter zake van alle nettolijfrenten van de belastingplichtige gezamenlijk bedraagt ten hoogste een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage van het gezamenlijke bedrag in het voorafgaande kalenderjaar van de inkomensbestanddelen, bedoeld in artikel 3.127, derde lid, onderdelen a tot en met d , voor zover dit bedrag het in artikel 3.127, derde lid, eerst vermelde bedrag overtreft. Daarbij kunnen mede regels worden gesteld met betrekking tot de vermindering van de uitkomst van de berekening, bedoeld in de eerste volzin, bij samenloop van een nettolijfrente met een nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B. 2 Artikel 3.127, tweede lid , is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het percentage, genoemd in artikel 3.127, tweede lid, tweede volzin, en de bedragen, genoemd in artikel 3.127, tweede lid, tweede en derde volzin, worden vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in artikel 5.16, vierde lid . 3 Artikel 3.127, vijfde lid , is van overeenkomstige toepassing. 4 Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt zodanig vastgesteld dat op de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 , de jaarlijkse uitkeringen na een tijdsevenredige opbouw van 40 jaar en met inachtneming van de uitgangspunten, bedoeld in artikel 18a, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, niet meer bedragen dan 75 percent van het gemiddelde bedrag waarover ingevolge het eerste lid tot dat moment de premie wordt berekend, vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in artikel 5.16, vierde lid . 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.